De oude kosterij van Eexta (1869)
Foto boven: Op de voorgrond de oude kosterij met daarachter de vroegere school van Eexta. Daarboven zien we de voormalige weem (pastorie), waarvan het dak wordt vernieuwd. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
Uit de Groninger Archieven Wie de moeite neemt om in het Groninger Archief op zoek te gaan naar stukken inzake de voormalige kerken, de pastorie en de kosterij van Eexta heeft wel het een en ander te doen. Ze beschikken daar over maar liefst 2,2 meter standaard archief berging voor de periode tussen 1594 en 1981. De laatste uitvoer dateert van 11 juni 2021 door J.H. de Vey Mestdagh en J. Hesseling. De laatste publicatie dateert uit 1983 en is herzien op 12 juni 2021. Er liggen 142 beschreven archiefstukken opgeslagen, slechts één is er gedigitaliseerd. Daarmee komt het totaal aantal bestanden op 224. Het is een hele klus voor degene die hier een verhaal van wil maken, daarom beperken wij ons hier vooral met de stukken uit het archief die beschikbaar zijn gesteld door de heer Tom Vos, de huidige bewoner van de oude kosterij te Eexta, waarvoor mijn hartelijke dank.
Tom Vos is directeur vastgoedbeheer bij Veldboom, een full-service samenwerkingspartner voor het ontwikkelen en beheren van vastgoed in en rondom (middelgrote) steden in Nederland. Zijn echtgenote, Déane Dreijer, is interieurontwerpster en werkzaam bij ‘Kloosterhuis’ in Winschoten. Tom Vos is ook in het bezit gekomen van de molenaarswoning behorende molen Edens in Winschoten.
De school en de kosterij van Eexta zijn oorspronkelijk uit 1801/1802 (voorhuis) en in 1869 is er achter de kosterij een nieuwe school gebouwd. Althans is dat zo volgens de gegevens van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (nr. 33070). Het wordt daar nu omschreven als een landelijk pand in de onmiddellijke nabijheid van de pastorie. Dwars voorhuis onder laag schilddak met hoekschoorstenen en achtruitvensters. In de achterbouw (school) zesruitsvensters. De kosterij staat aan de Kerklaan 104. Het huis heeft een blauw dak en de school een oranje dak. In 1869 is het geheel gerestaureerd en deels nieuw gebouwd, waarvan het bestek nog compleet bij de Groninger Archieven aanwezig is. Verderop staan de gegevens aangaande dit bestek, alsmede een PDF bestand van het gehele bestek. De laatste verbouwing van het gehele interieur van het historische pand is in 2020 geweest, waarbij modern en authentiek zijn samengevoegd. Daarbij heeft het interieur een warm en knus uiterlijk gekregen en zijn een aantal historische kenmerken behouden gebleven. Het complete interieur is aangepakt en ziet er werkelijk fantastisch uit, waarbij oud en nieuw gecombineerd zijn tot modern en authentiek. Dit is duidelijk een ontwerp van de echtgenote van Tom Vos en het geheel ziet er zeer warm en indrukwekkend uit. Voor wie geïnteresseerd is, de kosterij is niet te bezichtigen, maar mocht je interesse hebben om je interieur aan te pakken, dan is die mogelijkheid niet uitgesloten…..
Het interieur van de voormalige kosterij heeft nog enkele authentieke kenmerken:
1. Zes kleine tegeltjes zijn in de muur van de gang bij de voordeur weggewerkt en stellen spelletjes voor uit het verleden. De meeste ervan kennen we ook nu nog. Foto's: ©Jur Kuipers, september 2022.
2. Tussen de huidige studeerkamer en de gang zit een opvallend klein luikje of deurtje in de muur. Het is afkomstig uit de oude kosterij van 1869. waarvoor het gediend heeft, is geheel onbekend. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
3. Onder dit bewaard gebleven tegeltje staat het jaartal 1700 of 1709. Het tegeltje is mooi ingemetseld in de muur van de gang en is iets groter dan de bovenstaande tegeltjes. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
4. Ook dit ornament, ingemetseld in de muur, dateert uit een ver verleden. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
5. Dit ornamentje is ingemetseld in de schouw van de studeerkamer. Het lijkt erop dat de drie figuren hetzelfde zijn, maar wat ze voorstellen is niet duidelijk. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
De school achter de kosterij (1869)
Staat van 'tegenwoordige jaarlijks inkomen' voor de organist en school in Eexta
We moeten er niet van uitgaan dat er vóór 1869 nog geen school in Eexta heeft bestaan. De eerste schoolmeester in Eexta bijvoorbeeld is Conradus Klugkist die wordt geboren in 1611 te Bremen en in Eexta wordt beroepen op 15 juni 1642. Hij is 12 jaar schoolmeester in Eexta geweest. Klugkist komt uit de hoogste kringen in Bremen. Zijn vader, Heinrich Klugkist, is immers daar de burgemeester. Meestal is de schoolmeester in die tijd tevens de organist van de kerk en wordt deze dus ook door de kerk aangesteld. Waar de school voor het eerst heeft gestaan is voor mij niet duidelijk. Op 16 juni 1654 volgt Harm Etrzkes hem op. Hij huwt de weduwe van Conradus Klugkist. Ook hij heeft Eexta 12 jaar als schoolmeester gediend. Op 7 november 1666 wordt Sijwert Klugkist tot schoolmeester beroepen, nadat hij 4 jaar schoolmeester op de Mieden is geweest. Sijwert is 44 jaar schoolmeester in Eexta geweest en is gestorven op 13 september 1722. Op 20 januari 1710 wordt Jacob Jans Gijl beroepen als adjunct van Sijwert Klugkist, maar op 16 april 1721 sterft hij. Hij heeft 12 jaar in Eexta gewerkt. Op 20 april 1721 ‘Ben ik Ubbo Jans Groenier bij Provisio van de Collatoren angestelt en den 29 dito met de School anvangen…’. Hij wordt op 5 januari 1722 beroepen als schoolmeester en bedient ook enige tijd het orgel in de kerk. Na de dood van zijn schoonvader is Rempke Poppens organist geweest. Ubbo Jans Groenier wordt op 28 september ook aangesteld als organist in Eexta na de dood van Remke Poppens volgens beroeping.
Een en ander lezen we op de keerzijde van het titelblad van de Statenbijbel van Eexta. Deze Bijbel is gekocht p 29 september 1734 als zijlvest Menszo Jans en postmeester Jan Themmen kerkvoogden zijn in Eexta. Voor de Bijbel is 7 gulden en 10 stuivers betaald. Ubbo Jans Groenier is dan organist en schoolmeester in Eexta.
Meer over de school van Eexta in het artikel ‘De onderwijzer van weleer’, (in voorbereiding)
Uit een staat van jaarlijkse inkomsten die aan de organist en de schoolmeester worden toegewezen in 1791, krijgen we een goed beeld van waar het geld vandaan komt. De schoolmeester/organist moet natuurlijk wel een inkomen hebben én de school moet worden onderhouden. Bovendien is er ook nog de koster voor de kerk die in de kosterij woont. Ook hij moet verdiensten hebben en ook de kosterij moet worden onderhouden. Alles is in vroegere eeuwen in het bezit van de kerk. Dan is het al heel makkelijk om de functie van organist, schoolmeester én koster samen te voegen tot slechts één persoon.
Overzicht van inkomsten 1. 200 gulden uit de kerkgoederen die worden uitgekeerd op Martini[1], waarvan 100 gulden door dispositie van de boekhoudend kerkvoogd in de maand juni en het overige bestaat uit 6 gulden en 15 stuivers die in december betaald worden.
Bij een volgend stuk staan verder geen gegevens omtrent de oorsprong of bestemming van de gelden:
1.Een behuizing met schuur bij de school met de daarbij gelegen tuin, waarvan de huurwaarde f 50 bedraagt en de lasten f 28,75.
Meer lezen: PDF bestand van een deel van de oude boekhouding van de kerk
Bestek en voorwaarden van de verbouw van de Herv. Kosterij te Eexta in 1869
In het bestek wordt gesproken over het thans bestaande woonvertrek en de schuur, benevens het bouwen van een nieuwe behuizing vóór de tegenwoordig bestaande schuur, met de levering van alle materialen en de werkkosten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in 1869 de achterzijde dus niet meer is gebruik is als school, maar als schuur en dat de voorzijde in dat jaar is vernieuwd.
Bij de verbouw in 2020 zijn er in de onderste vloerlaag gele klinkers en kloostermoppen tevoorschijn gekomen die hebben gediend als vloer. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
In de schuur moet een opgang komen naar de zolder, met een sluitend luik aan een veer en beugel draaiend. Verder moet er een privé (toilet) komen en een varkenshok op een aan te wijzen plaats; een privé te maken buiten de schuur voor de kerkvoogden. Voor de schuur moet een straat worden aangelegd van baksteen, plat liggend op een bed van zand, lang 8 ellen en breed 2 ellen. Voor de zijdeur een straat van gele klinkers, breed 1.50 el, lang 1.25 el.
Bij de verbouw in 2020 zijn er in de onderste vloerlaag gele klinkers en kloostermoppen tevoorschijn gekomen die hebben gediend als vloer. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
In de achterkeuken moeten de oude aanwezige blinden goed sluitend voor de vensters worden gemaakt met rondgaande vensterbanken, ‘kantbelig’, kalklijsten en plinten te bezetten. (Opmerking: aan de vensters van het voorhuis zijn anno 2022 nog enkele ‘scharnieren’ in de kozijnen van de ramen zichtbaar.) Het muurwerk om de achterkeuken moet zijn halfsteens in aanleg wet steen of 50 duim, over versnijding. ‘Van een kluzoor[7], en de fundamenten zoo diep, dat de Versnijding 75 duim beneden pijl blijft. Bij den ingang van den kelder moet het zoo diep uitgehaald worden, dat de Versnijding beneden den bodem van den kelder van he voorgebouw blijft. Al het muurwerk van de achterkeuken moet goed ‘volgeraapt en vlak bepleisterd’ worden.
In artikel 11 wordt omschreven dat er een buitendeurkozijn gemaakt moet worden in de schuur aan het kerkpad 2 el hoog van de dorpel tot aan het kalf en de dorpel tot de muursponning 2.80 el, inwendig breed 1.05 el; stijlen, hoofd, dorpel en kalf 10 en 15 duim van grenen hout. Een deur van 2 duim vuren hout met drie klampen en voorzien van vier beugels, grendels en ‘ligterwerk’. Verder een bovenraam van gewone grenen raamlatten met 2 ruiten. Buiten aan de schuur te maken een loden geleidbuis om het water het gebouw naar de regenbak te leiden. In de schuur moet een van steen gemetselde gootsteen gemaakt worden en met een houten gootsteen gedekt(?), breed 60 duim, lang 1 el, daarop een zinken pomp met een loden pijp aan de regenbak die er aanwezig is te verbinden. De pomp moet goed ingericht zijn en met een zwengel, zodat het water uit de regenbak gemakkelijk is op te pompen. De beide buizen moeten 50 duimen beneden de begane grond gelegd worden en zodanig dat zij niet beschadigd kunnen worden.
Het nieuwe gebouw, het woonhuis, zal bestaan uit een kelderverdieping gelijkvloers en een zolder, van buiten net en zindelijk van tweede soort grauwe baksteen en kalkmortel gemetseld met gesneden voegen afgewerkt.
Het peil is de bovenkant van de dorpel van het voordeurkozijn. De fundamenten worden gemeten vanaf het vaste zand. De keldervloer komt 1.15 el beneden peil te liggen, de vloer en de kamer 5 duim boven peil. De bovenkant van de zolder 3.90 el boven peil en de nok of naald 6.80 el boven peil.
Er moeten acht glaskozijnen komen met onder- en bovenramen en grenen hout, breed in de muursponning 1.10 el, hoog 2.50 el, de stijlen hoofden zwaar 10 en 15 duim, dorpels zwaar 10 en 25 duim, het raamhout zwaar 4 en 7 duim met krappen tussen de onder- en bovenramen.
Over de betimmeringen binnen wordt verder vermeld dat de kelder en de gang ‘gevloerd’ moet worden met een laag baksteen in het zand en de andere kelder met blauwe vloeren in ‘bastaardtras’, één watergat met een riool naar de sloot; de bogen met latten deuren gesloten en de muren bepleisterd.
Ik kan niet aan de indruk ontkomen dat bepaalde aanwijzingen dubbel in het bestek voorkomen.
De vloer van de kamers moet gemaakt worden van 3½ duim vuren hout, goed geschaafd, gestreken en ‘geploegd’ en met goede spijkers gevast. Over de kelder 6 vuren balken, 20 duim top rondhout, lang 7 el. Over de gang 7 balken, 20 duim top, lang 2.20 el rondhout en in de kelders de nodige ‘strijkbalken’ aan te leggen van ribben lang 10 en 12 duim. Over de ene kamer 3 gesneden balken te leggen, lang 7 el, zwaar 17 en 25 duim. Over de andere kamer te leggen 3 balken, lang 7 el, 25 duim top vuren rondhout. Over de balken 7 balken lang 2.20 el 20 duim top vuren rondhout. De zolder over de beide kamers en de gang van 3 duim vuren hout, aan beide kanten goed geschaafd en dicht sluitend opgelegd en met spijkers ‘gevast’.
De ‘rookbuis’ wordt ook hier voor te tweede keer genoemd. In de ene kamer moet een rookbuis in een nis gemaakt worden. Verder moet de ene kamer en de gang ‘afgeregeld’ worden en moet er een plafond komen en gestukadoord te worden op aanwijs met de vereiste versieringen. De lichtkozijnen met ‘vallichten’ en ‘zittings’; de blinden in kasten en daaronder paneelsgewijze afgewerkt, bekleed met ‘architraven’[8]; de zittings hoekig of gesneden naar keuze van de uitbesteder. In de ene kamer een rookboezem te maken met platen, onder, achter en zijplaten.
In artikel 20 worden de balkenlaag en de spanten beschreven. Op de bovenste balkenlaag rondgaande platen van 10 en 15 duim met de nodige ‘blokkeels’ om de spanten daarop te bevestigen. De ‘spantstokken’ moeten in top 10 duim zwaar zijn, de hanenbalken lang 2.75 el, zwaar op top 10 duim, de spanten moeten op afstanden staan op midden 60 duim, de daklatten zwaar 3 en 5 duim.
In artikel 21 wordt een en ander nog verduidelijkt. In het muurwerk moet lood aangebracht en ingemetseld worden van 25 duim breedte om over de pannen van de zomerkeuken aan te wateren, om het doorwateren te voorkomen. Het volgende artikel bepaald dat al het muurwerk in aanleg zwaar moet zijn van ‘3 steen of 75 duim’ en iedere laag aan weerszijden een ‘klezoor’ inspringende tot op de zwaarte van een steen of 25 duim en met deze zwaarte of dikte moet het muurwerk op de volle hoogte opgetrokken worden, behalve de binnenmuren van de zomerkeuken die op 2 steen of 50 duim aangelegd kunnen worden en met een halve steendikte opgetrokken. Al het muurwerk moet van het vaste zand opgetrokken worden.
Artikel 23. De metselstenen van het nieuwe gebouw moeten van de tweede soort grauwe en de andere ‘gare’ baksteen, hard, vlak en wel klinkende, ieder in zijn soort goed gevormd. De steen moet ‘Provinciale steen’, of aan de ‘Gelderschen IJssel of de Waal’ gebakken zijn. De pannen helder klinkend van ‘egalen vorm en goed verglaasd’. Het glas zuiver vlak, zonder vlammen en egaal van kleur.
In artikel 24 wordt de buitenbetimmering verder besproken. Er moet een rondgaande lijstgoot gemaakt worden met een ‘neuslijst’, ‘Friesche Architraaf’, 60 duim hoog en met zijn van nr. 14 gedekt. Het zink moet 30 duim tegen de bouwplanken opgewerkt en uitgevoerd worden naar onder de bewerking te geven gedetailleerde tekening. De goten moeten voorzien zijn van afwateringspijpen.
In het volgende artikel staat dat al het metselwerk in kalk opgetrokken moet zijn en waar het vereist wordt in ‘tras’ of in sterke ‘tras’ bewerkt worden.
Artikel 26 vertelt de bouwer dat alle uitvoeringen en bewerkingen moeten geschieden naar de regels van de bouwkunst door verbindingen, als ‘lasken’, ‘penning’, gaten, sponningen enz. en naar behoren geschaafd en ‘geploegd’. In alles ‘te lasten’ met genoegzame (voldoende) spijkers, rongen en bouten, naar verkiezing van de uitbesteders.
En verder lezen we dat alle materialen die aanwezig zijn en die de goedkeuring van de kerkvoogden hebben gekregen voor het nieuwe gebouw (her)gebruikt kunnen worden, zodat deze bij de voltooiing van het gebouw, indien nog aanwezig, ‘ten voordeele van den aannemer’ komen. Zowel oude als nieuw materialen moeten de goedkeuring hebben van de kerkvoogden. Al het glas, het verven, het stukadoorswerk, het smids- en het ijzerwerk komt ten laste van de aannemer, evenals het graafwerk en aanvoer van materialen. Ook wordt bepaald dat alle houtwaren, namelijk grenen, vuren en grenen ribben, moeten zijn van de beste soort zonder de minste gebreken en ‘zware kwasten’.
In artikel 32 staat dat het werk dadelijk gegund zal worden ‘om te beginnen drie dagen na den toeslag’. Het gebouw moet ‘met den eersten November 1869 onder dak en deur en vensterdigt wezen en den 1e januari 1870 afgewerkt zijn’. De uitbesteders behouden het recht om elke dag na die datum een boete op te leggen van drie gulden ten laste van de aannemer. De betaling zal geschieden als het gebouw dak- deur- en vensterdicht is het andere termijn, als het gehele gebouw geheel is afgewerkt en opgeleverd. De werken staan onder toezicht van de kerkvoogden of van iemand, daartoe gemachtigd en de aannemer is verplicht voldoende borg te stellen ten genoegen van de uitbesteders.
Het bovenstaande is goedgekeurd bij besluit van het college van toezicht op de kerkelijke administratie der Hervormden in de provincie Groningen de 16 september 1869 nr. 232/576. De secretaris, J. Lohman.
Proces Verbaal
Aldus gedaan te
Behoort bij het bestek, goedgekeurd bij besluit van het College van Toezigt ect Copie dd 24 juli 1973, inv. no. 47/6'
Op 4 september 1869 tekent de aannemer E.A. Lemminga het volgende schrijven:
'Op heden den 4 September 1869 de uitbesteding plaats gehad hebbende van de kostrij te Eexta; is gebleken de laagste inschrijver te zijn E.A. Lemminga te Eexta en wel voor eent somma van drieduizend éénhonderd negenveertig gulden alles overéénkomstig volgens bestek en voorwaarden, zoo dat aan genoemd E.A. Lemminga onder nadert goedkeuring van het Collegie van Toezicht door de Kerkvoogden van de Hero. Gem. te Eexta het werk wordt gegund – Waaromtrent de Ondergetekende zich verbindt alles volgens vorenstaande voorwaarden uit te voeren'.
Hieruit kunnen we concluderen dat de buitenkant van kosterij en school, nu één geheel, in 1869 compleet is ‘gerenoveerd’ en deels is herbouwd, waarbij vensters en dakpannen behouden zijn gebleven. Dat is in principe de staat (aan de buitenkant) waarin het pand zich tegenwoordig bevindt. Het is echter zeer waarschijnlijk dat later het complete interieur opnieuw is aangepakt om te voldoen aan de eisen van de tijd, dus nog vóór de renovatie in 2020.
Luchtopname met de oude kosterij met daarachter de school. Direct daarboven de weem (pastorie), waarvan op het moment van opname het dak wordt vernieuwd. In het midden zien we de begraafplaats. In het midden daarvan heeft de voormalige kruiskerk gestaan. Foto: ©Jur Kuipers, september 2022.
Luchtopname van de oude kosterij, de weem en de begraafplaats van Eexta:
Meer lezen: Artikel over de de oude pastorie/weem van Eexta.
Met dank aan Tom Vos, voor de prettige ontvangst en het ter beschikking stellen van de documenten, en Jur Kuipers voor het maken van de foto's.
|
|||||||||||||
|